Abstract:
Gespecificeerde archeologische verwachting Uit de verzamelde aardwetenschappelijke gegevens blijkt dat het plangebied op de hogere delen van een dekzandrug ligt, waarop waarschijnlijk een (dik) plaggendek is aangebracht. De hoger gelegen dekzandruggen hadden een gunstige ligging voor Jager-Verzamelaars (Laat-Paleolithicum t/m Vroeg-Neolithicum) als tijdelijke nederzettingslocatie (jachtkampementen). De rivieroverstromingsvlakte verder ten noorden van het plangebied had een grote aantrekkingskracht voor wild, waarop gejaagd kon worden. Ook voor (...)
Gespecificeerde archeologische verwachting Uit de verzamelde aardwetenschappelijke gegevens blijkt dat het plangebied op de hogere delen van een dekzandrug ligt, waarop waarschijnlijk een (dik) plaggendek is aangebracht. De hoger gelegen dekzandruggen hadden een gunstige ligging voor Jager-Verzamelaars (Laat-Paleolithicum t/m Vroeg-Neolithicum) als tijdelijke nederzettingslocatie (jachtkampementen). De rivieroverstromingsvlakte verder ten noorden van het plangebied had een grote aantrekkingskracht voor wild, waarop gejaagd kon worden. Ook voor Landbouwers waren de dekzandruggen de meest gunstige locaties. De grootte van de dekzandruggen vormde voldoende areaal aan goed ontwaterde gronden voor landbouw. Voor de perioden IJzertijd-Romeinse tijd-Middeleeuwen is de algemene tendens dat de huisplaatsen steeds plaatsvaster werden en zich vaak verplaatsen naar de flanken van de dekzandruggen en mogelijk voor (langere) perioden naar de dekzandvlakten. De flanken van dekzandruggen waren ook geschikt voor de aanleg van waterputten/drenkkuilen (er hoeft minder diep gegraven te worden aar het grondwater, terwijl de waterput/drenkkuil wel nabij de nederzetting lag) en voor het gebruik als dumpzone (afval). Geraadpleegd historisch kaartmateriaal geeft aan dat het plangebied vanaf het begin van de tweede helft van de 18e eeuw tot in de jaren ’20 van de 20e eeuw geheel in agrarisch gebruik is geweest (akkerland). De bestaande Onze-Lieve-Vrouw Altijddurende Bijstandkerk en pastorie grenzend aan het westelijk gelegen terreindeel zijn gebouwd in 1925. Gedurende de tweede helft van de 20e eeuw hebben binnen delen van dan wel in de directe omgeving van beide terreindelen bouwwerkzaamheden plaatsgevonden. Nabij het plangebied zijn voornamelijk prospectieve onderzoeken uitgevoerd, welke in enkele gevallen hebben geresulteerd in het aantreffen van laatprehistorisch kwartsgemagerd aardewerk en middeleeuws aardewerk. Enkele gravende onderzoeken hebben tot op heden niet geresulteerd in het aantreffen van behoudenswaardige vindplaatsen. Wel zijn veel vondstmeldingen gedaan van oppervlaktevondsten door de heer Koster rond begin jaren ’90 van de 20e eeuw ten noorden van de bebouwde kom van Nieuw-Wehl (waar oppervlaktekarteringen ook beter konden worden uitgevoerd, gezien het grootschalig gebruik als akkerland. Het betreffen zowel resten uit de Late-Prehistorie (IJzertijd, Romeinse tijd, Vroege-Middeleeuwen) als resten uit de (Late-)Steentijd (eerste landbouwers die ook nog vuursteen als gereedschap gebruikte). De vele vondsten geven aan dat de (flanken van de) dekzandruggen geschikte bewoningslocaties vormden en daarmee ook het plangebied. In het plangebied kunnen archeologische resten voorkomen uit alle archeologische perioden vanaf het Laat-Paleolithicum. De kans op het voorkomen van resten wordt hoog geacht. Alleen voor de periode Nieuwe tijd is de verwachting laag, aangezien dat er geen aanwijzingen zijn dat het plangebied tot een historisch erf heeft behoord. Conclusie Het bureauonderzoek toont aan dat er zich in het plangebied mogelijk archeologische waarden kunnen bevinden. Er geldt een hoge verwachting op het voorkomen van archeologische resten/sporen uit de perioden (Laat-)Paleolithicum t/m Middeleeuwen. Advies Op grond van de in dit bureauonderzoek opgestelde archeologische verwachting is binnen het plangebied vervolgonderzoek noodzakelijk om deze te toetsen. Vanwege de planning van de uitbreiding/nieuwbouw binnen beide terreindelen is door de initiatiefnemer besloten om het vervolgonderzoek direct te laten uitvoeren in de vorm van een proefsleuvenonderzoek (IVO-P). Vooralsnog wordt uitgegaan van één archeologisch sporenniveau. Voor dit onderzoek dient een door de bevoegde overheid goedgekeurd (gemeente Doetinchem) Programma van Eisen te zijn opgesteld, waarin is vastgelegd waaraan het onderzoek moet voldoen. De resultaten van onderhavig onderzoek en het advies zijn beoordeeld door deskundige namens de bevoegde overheid (Omgevingsdienst Achterhoek, mevrouw A. Lugtigheid-Hendriks, zaaknummer: 2021EA1108). De bevoegde overheid stemt in met het bovenstaande door Econsultancy opgestelde advies. (Read More)
We have placed cookies on your device to help make this website and the services we offer better. By using this site, you agree to the use of cookies. Learn more